Doornsprinkhanen zijn onopvallende sprinkhaantjes die geen geluid maken. Ze worden niet groter dan 1,5 cm. Doornsprinkhanen danken hun naam aan het feit dat hun halsschild doornvormig over het achterlijf is uitgerekt. Bij het zanddoorntje en de langdoornige vorm van het zeggedoorntje reikt de doorn tot ver voorbij de achterknie. Bij de andere soorten komt hij hoogstens tot iets voorbij de achterknie. De vrouwtjes van doornsprinkhanen hebben geen legboor, maar alleen vier korte eilegkleppen.

Op de foto bovenaan deze pagina staat het zeggedoorntje. Dit is met maximaal 1,5 cm de grootste doornsprinkhaan.

Alleen de volwassen dieren kunnen met zekerheid gedetermineerd worden, dus is het bij het determineren belangrijk om vast te stellen of je te maken hebt met een imago (volwassen dier) of een nimf.

De beide langdoornige soorten zijn erg lastig van elkaar te onderscheiden. Het zanddoorntje is vaak wat bonter gekleurd dan het zeggedoorntje, dat meestal egaal bruin is.

Er zijn in Nederland slechts vijf soorten doornsprinkhanen, dus je zou verwachten dat het vrij eenvoudig is om deze familie onder de knie te krijgen. Doordat doornsprinkhanen erg klein zijn en nogal op elkaar lijken, blijkt dat nog niet mee te vallen.